Bibliotheek
Kijker

Voedselarm of matig voedselrijk grasland? Wat betekent dat en hoe kan ik dat meten?

09 augustus 2024

Citeren als:

An De Schrijver, Andreas Demey, Aaron De Decker (2024). Voedselarm of matig voedselrijk grasland? Wat betekent dat en hoe kan ik dat meten? Website HOGENT: www.biodiversgrasland.be en www.biodiversgrasland.nl

De meeste graslandbiotopen zijn van nature voedselarm tot matig voedselrijk. Dat betekent dat er ‘weinig’ tot ‘matig veel’ voedingsstoffen aanwezig zijn. Maar wat betekent dat nu? En hoe weet je of jouw grasland een voedselarme of matig voedselrijke bodem heeft?

Laat ons beginnen met uit te leggen wat bedoeld wordt met ‘voedsel’ in de woorden voedselarm of voedselrijk. Voedsel slaat op de hoeveelheid biobeschikbare of plantopneembare voedingsstoffen – ook nutriënten genoemd – dus de voedingsstoffen die planten vrij makkelijk kunnen opnemen.  De belangrijkste voedingsstoffen voor de groei van planten zijn stikstof, fosfor en kalium. Wanneer er tekort is aan deze voedingsstoffen, dan wordt de groei van planten belemmerd. Wanneer er te veel voedingsstoffen in de bodem aanwezig zijn gaat de biodiversiteit achteruit. Dat leggen we uit in dit artikel.

Hoeveel is te veel?

Te veel stikstof?

Voor stikstof hanteren we de zogenaamde kritische depositiewaarden. Dat is de maximale hoeveelheid stikstof dat een bepaald natuurstreefbeeld aan kan zonder verlies aan biodiversiteit. Voor graslanden betekent dit dat grassen geen kans krijgen om de plantendiversiteit te doen dalen en gevoelige plantensoorten te overgroeien. Voor alle natuurstreefbeelden werden door Nederlandse en Vlaamse wetenschappers deze kritische depositiewaarden vastgelegd. Wanneer de stikstofdepositie hoger is dan de kritische depositiewaarde gaat de biodiversiteit achteruit. Wil je meer weten over stikstofdeposities – lees dan dit artikel. Meer leren over kritische depositiewaarden kan in dit artikel.

Sommige natuurstreefbeelden kunnen maar weinig stikstof verdragen. Dat zijn onze meest kwetsbare natuurtypes. Onder de graslanden zijn het heischrale graslanden, blauwgraslanden en struisgraslanden die extreem gevoelig zijn aan stikstof (zie ook onderstaande figuur).  Deze zijn vaak gelegen op zandbodems. Net daar zijn vaak de stikstofdeposities het hoogst door de concentratie van niet-grondgebonden veeteelt.

Kritische depositiewaarden voor stikstof van verschillende graslandtypes. Heischraal grasland, blauwgrasland en struisgrasland zijn zeer gevoelig aan stikstofdeposities, kalkgrasland en grote vossenstaart het minst. Deze laatste graslanden bevinden zich op bodems met kalk of leemdeeltjes die de schadelijke werking van stikstof (gedeeltelijk) kunnen neutraliseren. Daardoor kunnen deze graslanden iets hogere stikstofdeposities hanteren. Figuur gebaseerd op data van Van Dobben et al. 2023

Om biodiverse graslanden in stand te houden of te herstellen moeten de stikstofdeposities lager liggen dan de kritische depositiewaarde. Voor heel Vlaanderen werd deze berekening gemaakt door de Vlaamse MilieuMaatschappij. Zij modelleren de stikstofdeposities en vergelijken deze met de kritische depositiewaarden. Via deze link kan voor natuurgebieden in Vlaanderen bekeken worden of de kritische depositiewaarden overschreden worden. In de tinten geel-oranje-rood worden de biotopen aangeduid waar de KDW overschreden wordt. De groene gebieden zijn de biotopen waarbij de KDW niet overschreden wordt.

Je kan voor jouw grasland bekijken hoeveel stikstofdeposities er terecht komen. Zie daarvoor dit artikel.

Te veel fosfor?

Voor fosfor kijken we naar de biobeschikbare fosforconcentraties in de bodem. Het biobeschikbaar fosfor is het fosfor dat binnen het groeiseizoen beschikbaar komt voor planten. De voor natuurdoelen meest gebruikte methode om biobeschikbaar fosfor te meten is de analysemethode van Olsen. Voor heischraal grasland mag maximaal 10 mg/kg Olsen-P in de bodem aanwezig zijn. Voor glanshavergrasland 15 mg/kg. Meer gedetailleerde informatie over deze grenswaarden vindt u in dit artikel.

Jij kan voor jouw grasland de Olsen-P-waarde laten analyseren op een bodemstaal. Zie daarvoor dit artikel.

Voedselarm of matig voedselrijk?

Voedselarme graslanden zijn dus de heischrale graslanden, blauwgraslanden en struisgraslanden, vaak op zandbodem, met zeer lage KDWs en lage Olsen-P-waarden.

Matig voedselrijke graslanden zijn dotterbloemgraslanden, glanshavergraslanden, grote vossenstaartgraslanden en kamgraslanden. Zij kunnen iets hogere stikstofdeposities aan, en ook iets hogere biobeschikbare fosforconcentraties.

Bemerk dat de huidige bodems in landbouwgebruik véél en véél voedselrijker zijn dan wat wij definiëren als voedselarm en matig voedselrijk. Dat maakt dan ook dat het terug herstellen van biodiverse natuur op voormalige landbouwgrond geen makkelijke opdracht is.